e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
willen willen: wille (Lutterade) willen [SGV (1914)] III-1-4
wimpel wimpel: wumpel (Lutterade) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wind wind: windj (Lutterade) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) wind: wèndj (Lutterade) wind [SGV (1914)] III-4-4
winderig weer winderig (weer): winjerig (Lutterade), wènjerig (Lutterade) winderig [SGV (1914)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windstilte windstil (weer): windjsjtil (Lutterade, ... ) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhoǝk (Lutterade), weŋkelhǭk (Lutterade), weŋkelǭk (Lutterade), winkelhoak (Lutterade), winkeloak (Lutterade) Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, III-1-3
winnen kolen winnen: koalǝ wenǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Een steenkoollaag ontginnen. [N 95, 201; monogr.; Vwo 28; Vwo 562; Vwo 863; div.] II-5
winterverblijf winterstal: wenjtjǝrštal (Lutterade) [N 78, 26; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
winterwortelen kroten: krǭǝtǝ (Lutterade), moren: mūrǝ (Lutterade) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5