e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaniken, zeuren bageren: bagere (Lutterade), lamenteren (<fr.): lammentere (Lutterade), zagen: zeage (Lutterade), zaniken: zanike (Lutterade) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1
zedelijk slecht meisje del: nen del (Lutterade) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zedenpreek sermoen (<fr.): sermoen (Lutterade) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3
zeef zeef: zēēf (Lutterade) zeef [SGV (1914)] III-2-1
zeemlap leren lap: lêre lap (Lutterade) zeem (leder) [SGV (1914)] III-2-1
zeepsop luter: lö-eter (Lutterade), löter (Lutterade), zeepwater: zeepwater (Lutterade) sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] III-2-1
zeer grote aardappelen kanjers: kanjers (Lutterade), knapen: knapǝ (Lutterade), knoepers: knoepers (Lutterade) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen knikkers: knekǝš (Lutterade) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5
zeer warm weer hits: itz (Lutterade), zwoel: sjweul (Lutterade) hitte [SGV (1914)] || sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegen aan het eind van de mis zegen: zeage (Lutterade) De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)] III-3-3