e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagschender zondagsschender: zonjessjender (Lutterade) Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)] III-3-3
zondagse kleren zondagse kleren: zondigse klééjer (Lutterade) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zonde zonde: zunj (Lutterade, ... ) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)] III-3-3
zonden zonden: zunj (Lutterade) zonden (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
zonnebloem zonnebloem: zonnebloom (Lutterade) Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)] III-2-1
zool van een schoen zool: zaol (Lutterade) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoom zoom: zǫwm (Lutterade) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon zoon: zoon (Lutterade) zoon [SGV (1914)] III-2-2
zorgen voor bezorgd zijn: bezurgd zeen (Lutterade) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zuigfles lots: lotsch (Lutterade) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2