e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool van een schoen zool: zoal (Neeroeteren) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoom zoom: zǫwm (Neeroeteren) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon zoon: zuun (Neeroeteren) zoon III-2-2
zoutvat zoutvaatje: zautvèètsje (Neeroeteren) zoutvaatje III-2-1
zuchten zuchten: zyxtə (Neeroeteren) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: zy(3)̄gə (Neeroeteren) zuigen III-2-3
zuigfles papfles: papfles (Neeroeteren) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)] III-2-2
zult, preskop geperste kop: Gehakt en geperst vlees van b.v. een varkenskop  geperzde kop (Neeroeteren) preskop III-2-3
zure haring opgelegde haring: ‧oͅp˃gəl‧ax˂dən (h)‧ir‧eŋ (Neeroeteren), rolmops: rolmops (Neeroeteren) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zuring, groente zuurkruid: zoerkroet (Neeroeteren), zuurmoes: zoormoos (Neeroeteren) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 2b (1963)] I-7