e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

Gevonden: 3691

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardewerk aardewerk: êêrdewerk (Velden) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aardmannetje (kabouter) aardmannetje: êrdmenke (Velden) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3
aars gat: gaat (Velden), vot: vöt (Velden) aars, darmuitgang [N 10c (1961)] III-1-1
aarsspleet reet: reet (Velden) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1961)] III-1-1
aas in het kaartspel aas: roeten as (Velden) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
achtergebleven hooi harken naherken: nǭhɛrǝkǝ (Velden), scharren: sxarǝ (Velden), schoonscharren: sxǫǝnsxarǝ (Velden) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterboks: ɛxtǝrboks (Velden) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterhand: axtǝrhaŋk (Velden), boks: bø̜ks (Velden) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterklauw kootje: kytjǝ (Velden) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie schijthak: sxithak (Velden  [(het achterwaarts uitstekende gewricht aan de achterpoten van een paard of rund waarop de drek neerkomt)]  ) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9