e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5327
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoldergat, opening in de koestalzolder hooikot: [hooi]kǫt (Tessenderlo), schelf(t)kot: sxɛlǝftkǫt (Tessenderlo) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamer: zoͅldərkømər (Tessenderlo) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomen omslag maken: umslax mǭkǝ (Tessenderlo), zomen: siǝmǝn (Tessenderlo), zoom maken: zi-jǝm mǭkǝ (Tessenderlo) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerdracht zomerdracht: zōmǝrdraxt (Tessenderlo) De periode van de zomer waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50b is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in de zomer honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In de zomer vliegen de bijen op de dan bloeiende vruchtbomen, heesters, zomerbloemen, lindebomen, de vuilboom, klaversoorten, acacia, boekweit, bramen, kastanjebomen, korenbloemen, herik, liguster, weidebloemen, zonnebloemen, asperges, reseda en serradelle. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50b] II-6
zomerhoning zomerhonig: zōmǝrhø̜nex (Tessenderlo) Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.] II-6
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): Pellerine.  peͅlərin (Tessenderlo) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerklederen: zomerklederen (Tessenderlo) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagskleedsel: ’s zondagskleedsel (Tessenderlo) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort goede voorschoot: goeie vöschoewet (Tessenderlo), gujə vø̄sXuwət (Tessenderlo) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3
zonder voor spitten omdraaien: u ̞mdrǭu̯ǝn (Tessenderlo), omsteken: o ̝mstę̄ʔǝ (Tessenderlo) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1