e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5327
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuiveren afwerpen: afwerpen (Tessenderlo) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpɛstə koͅp (Tessenderlo, ... ) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zure oprisping zooi: z (Tessenderlo), zuur: ət zyr heͅmə (Tessenderlo) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring, groente sulker: sulker (Tessenderlo), søləʔər (Tessenderlo), surkel: surkel (Tessenderlo, ... ) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster zuster: zuster (Tessenderlo, ... ), zŭstər (Tessenderlo), zŭŭstər (Tessenderlo, ... ) zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3
zuster add. zustertje: zysterke (Tessenderlo) Zuster. [ZND 11 (1925)] III-3-3
zuur oprispen het zuur hebben: ət zyr heͅmə (Tessenderlo) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuurdeeg heefsel: hø̜sǝl (Tessenderlo), hɛsǝl (Tessenderlo) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdesem hefsel: hoessl (Tessenderlo) zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)] III-2-3
zuurkool witkool: witkūəln (Tessenderlo) zuurkool [ZND 08 (1925)] III-2-3