e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

Gevonden: 5461
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijdelingse druk drok op de stoot: dru.k˱ o.p˱ dǝr št˙uǝs (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stootdrok: št˙uǝs˱dru.k (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.] II-5
zijkapel zijkapel: ziekapel (Eys) Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)] III-3-3
zijladder ledders: lɛdǝrǝ (Eys) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lɛdǝrǝ (Eys) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn pasen doen ostern (du.) houden: de oeester hauwe (Eys) De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)] III-3-3
zijn pasen houden pasen houden: paesse haette (Eys) Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)] III-3-3
zijn tevredenheid betuigen freude (du.) hebben: vr‧øͅi̯t hā.n (Eys), stuiten: stuute (Eys), zich freuen (du.): fruie (Eys), ze.x˃ vr‧øͅi̯ə (Eys) genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4
zijn woede luchten een de dat zagen: (= iemand de waarheid zeggen).  ‧eͅŋə dər da.t˃ zā.gə (Eys), schobben: schoebe (Eys) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4
zijpad zijgang: ziegank (Eys) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijtak zijtak: z‧ii̯ta.k (Eys) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3