e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289h plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinmuur tuinmuur: tȳnmūr (Boshoven) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tussenklauwontsteking zwering tussen de tenen: zwēreŋ tø̜sǝ dǝ tīǝnǝ (Boshoven) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
tweeslachtige jonge kip kween: kweŋ (Boshoven) Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12
tweespeen tweedemer: twīǝdēmǝr (Boshoven) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
uier uier: uier (Boshoven), øi̯ǝr (Boshoven) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12
uitgeteld zijn uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛltj (Boshoven) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitslag vertonend brandig: brɛnjex (Boshoven) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
vaars rindje: rentjǝ (Boshoven), vaars: vē̜rs (Boshoven) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schoteldoek: sxō.təldōk (Boshoven), schotelplag: sxō.təlplak (Boshoven), schotelslet: sxō.təlslɛt (Boshoven), slet: slɛt (Boshoven) vaatdoek III-2-1
vademen invamen: envē.mǝ (Boshoven), envēmǝ (Boshoven), vamen: vē.mǝ (Boshoven) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7