e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289h plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
springlap bokkenlapje: bokǝlɛpkǝ (Boshoven) Lap of stuk zakkenstof onder de buik van een mannelijk schaap gebonden. Hierdoor verhindert men dat de bok kan dekken. [N 19, P 188 add.; monogr.] I-12
staartkoord staartenbinder: stɛrtǝbeŋǝr (Boshoven) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11
staartkwast pluim: pløi̯m (Boshoven) Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114] I-11
stamboekkoe volbloed: vǫlblōt (Boshoven) Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.] I-11
steen voor de inmaakpot moeskei: mōskeͅi̯ (Boshoven), moessteen: mōssteͅi̯.n (Boshoven) zware kei; de moosstein werd op het losse deksel van het zuurkoolvat gelegd om een constante druk op de zuurkool te krijgen III-2-1
steenbakkerij steenoven: stęj.nō.vǝ (Boshoven) Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.] II-8
steenkool kolen: koole (Boshoven) kolen [DC 35 (1963)] III-2-1
stenen omheining schutting: sxøͅteŋ (Boshoven) schutting III-2-1
stier stier: stīr (Boshoven) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stobbe strobbel: strobǝl (Boshoven) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12