e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krassen abomineren: vernielen, kapot maken  aboemiejeren (Hoepertingen), afkretsen: (aof)krètse (Maastricht), a͂fkrɛt⁄sə (s-Herenelderen), bederven: vernielen, kapot maken  bədøͅrəvə (Zepperen), bekrabbelen: bekrabbelen (Eisden, ... ), bəkra͂bələ (Zonhoven), bekrassen: bekrassen (Oostham, ... ), bekratsen: bekratse (Lontzen), bekretsen: bekretse (Genoelselderen, ... ), bekretsen (Beringen, ... ), bekrēͅtsə (Zichen-Zussen-Bolder), bekrètse (Maastricht), bəkretse (Genk), bəkretsen (Eigenbilzen), bəkreͅtsə (Hees), bəkrɛtsən (Zolder), bescharen: beschare (Hasselt), bəschēͅrən (Hamont), beschramen: bechreme (Rosmeer), dabben: dábbə (Nieuwenhagen), krabben: krabben (Leopoldsburg, ... ), krabə (Beringen, ... ), krebə (Beesel), krassen: krasjen (Mheer), krasse (Afferden, ... ), krassen (Blerick, ... ), krassə (Guttecoven, ... ), krasə (Kermt), krāsse (Lottum, ... ), kràssə (Gennep), krəsən (Tessenderlo, ... ), krassen maken: ps. deels omgespeld volgens Grootaers.  krasə [mōͅkən (Diepenbeek), kratsen: kra.tsə (Eys), kraatse (Wijlre), kratse (Arcen, ... ), kratse(n) (Schinveld), kratsen (Amby, ... ), kratsje (Susteren), kratsu (Brunssum), kratsə (Beesel, ... ), kràtsə (Heel, ... ), krátse (Swalmen), krátsə (Epen, ... ), krâtse (Schimmert), (enkelvoud).  kratsə (Eys), kressen: kressen (Leopoldsburg, ... ), kretsen: kretsche (Amby), kretse (Geulle, ... ), kretsen (Eigenbilzen, ... ), kretsə (Maastricht, ... ), kretsən (Diepenbeek), kretzen (Eksel), kreͅtsə (Houthalen, ... ), krètse (Maastricht, ... ), krètsə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), krètsən (Urmond), krêtse (Sint-Truiden), krɛtsə (Borgloon, ... ), (= hoger).  krètse (As), (meervoud).  krĕtse (Eys), ps. omgespeld volgens IPA!  krɛtsə (Maastricht, ... ), krɛtsən (Amby), ps. onder de n staat eigenlijk een rondje!  krètsṇ (Zonhoven), kretsen maken: krets maokĕ (Vroenhoven), kretsen maken (Jeuk), kriebelen: kriebbele (Heerlen), kwaken: kwa-ke (Wellen), kwaake (s-Herenelderen), kwaakë (Lanklaar), kwake(n) (Guttecoven), kwāke (Montzen), kwākə (Martenslinde), opmaken: ps. bij benadering omgespeld volgens Grootaers!  upmōͅ⁄ən (Oostham, ... ), optrekken: optrekken (Voort), scharen: schârən (Kwaadmechelen, ... ), sxārən (Oostham, ... ), scharen maken: schare moake (Heppen, ... ), scherpen: sjierpe (Klimmen), sjirpe (Buchten), schoeren: sjoere (Meijel), schrabben: schrabben (Paal, ... ), sjrabbe (Klimmen), schrabben trekken: schrabbe trèkke (Wellen), schrabben trekken (Jeuk), schramen: schrieme (Heer), schriemen (Lanaken), schrièmen (Sint-Martens-Voeren), schroeum (Lottum), schrö-me (Blitterswijck), schrø͂ͅme (Swolgen), sjrie:me (Mheer), sjriemen (Rekem), sjrième (Valkenburg), sri-mə (Vroenhoven), šriəmə (Rekem), šrīmə (Lanaken), Fr. ; soeur  schroeume (Lottum), schramen maken: chreummake (Remersdaal), chrimə moͅkə (Lanaken), schraamen maaken (Lommel, ... ), schriem maoken (Eijsden), srōmə mākə (Mechelen-aan-de-Maas), šriəmə ma:kə (Rekem), ( Onregelmatig strepen trekken ).  schroame make (Buggenum), schramen trekken: schroome trekken (Wilderen), schrapen: schraape (Sevenum, ... ), sjrapen (Ophoven), sjráópə (Maastricht), šrɛpə (Genk), schraven: skrawən (Sint-Truiden), schrijven: schrijven (Heerlen), sjrieven (Elen), schrobben: schrobben (Leopoldsburg, ... ), schrompen: sjrómpe (As), (sjrumde, haet gesjrump).  sjrumpe (Sittard), singuleren: vernielen, kapot maken  šeͅngəlīrə (Mettekoven), snijden: snieje (Ittervoort), strepen: stre.pə (Eisden), ps. omgespeld volgens Frings!  strēͅi̯pən (Kuttekoven), strepen maken: streep maoken (Lommel, ... ), ps. deels omgespeld volgens Grootaers.  stre:pə [mōͅkə (Genk), strepen trekken: strepen trekken (Heusden), strepə tràkə (Alt-Hoeselt), trekken: trekken (Wilderen), treəkken (Ulbeek), verassen: vernielen, kapot maken  veraossen (Bilzen), verkrabben: vərkrabə (Zonhoven), verkrassen: vərkrâsn (Zonhoven), verkretsen: vərkreͅtsn (Zonhoven), vernielen: vernielen (Beverlo, ... ), verschrompen: ps. boven de # staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  verschroͅmpə (Alken) het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] || krassen [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || krassen (van een schone tafel) [ZND 28 (1938)] || krassen van een zaag (enz.) || krassen, schrompen III-4-4