e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priktol bromtol: tweede "o"lang trekken  bromtôl (Arcen), dikke dop: dikke dop (Koninksem), dobbel: dobbel (Eygelshoven, ... ), zie 21)  doͅbəl (Eupen), dok: dok (Eijsden, ... ), doͅk (Moelingen), [...] dok, das vielleicht durch Anlehnung an mndl. docken duikelen, duiken entstand.  dok (Vaals), Mnl.: Docke = klos of blok. [Met afbeelding pag. 103].  dok (Gronsveld), dol: döl (Leunen, ... ), Zie: hákdol, kápdol, pindol.  dol (Venray), dop: (dop) (Bilzen), do.p (Gutshoven), dob (As, ... ), dop (Alken, ... ), dŏp (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), doͅb (Neerglabbeek, ... ), doͅbə (Opglabbeek), doͅp (Bilzen, ... ), dup (Boorsem), dòp (Roermond), dóp (Rekem), döp (Linne), enen dop (Mechelen-aan-de-Maas), inə dòp (Eksel), nən doͅp (Beverlo, ... ), nən dòp (Beringen, ... ), ənə doͅp (Hasselt), ənə dup (Tongeren), ənən doͅb (Lanklaar), #NAME?  dob (Valkenburg), dop (Heel), (= bromtol).  dŏb (Heer), (dobben = ww.)  dop (Kaulille), + tekening [kegelvorm, U.W.] Dit noemt men "dop", hier wordt eerst de touw omheen gewonden en dan afgeworpen, men drijft deze niet verder met de zweep  dop (Puth, ... ), 139  dop (Roermond), 21 onbekend.  dob (Lozen), 62, 66  dop (Roermond), [ev., vgl. 22b!]  doppe (Beverst), [Met afbeelding].  dop (Diepenbeek, ... ), aan het draaien gebracht door een los touw er om te draaien en dan wegwerpen en een eind vasthouden  dop (Kerkrade, ... ), Afl. doppen.  doͅp (Niel-bij-St.-Truiden), Alleen in fichesbakken!  dop (Brustem, ... ), doͅb (Borlo), b wel degelijk stemhebbend.  doͅb (Molenbeersel), De jun spilde mi den dop (ùf mi de kùkerel).  dop (Beverlo), De klóts en de peel vaan dn -: het kegelvormig lichaam en de pin van de dop.  dop (Maastricht), De pin van enen dop wordt altijd maar korter.  doͅp (Meeswijk, ... ), Dit speelgoed werd bij de plaatselijke timmerman gemaakt. Aan de bovenkant had de tol een doorsnede van ongeveer 6-7 cm. Naar onder liep hij spits toe. De hoogte was ongeveer 8 cm. In de punt was een spijkertje met een ronde kop gespijkerd.  dob (Herten (bij Roermond)), Doch wordt haast niet gebruikt.  dop (Veldwezelt), Extra handgeschreven fiche in fichesbakken.  dop (Val-Meer), doͅp (Oostham), Geen onderscheid gemaakt  dop (Hasselt), Geen onderscheid tusschen drijftol en priktol.  dop (Hasselt), Geen opgave voor 21.  dop (Koersel, ... ), Het touw heeten we doppees of ook kortweg pees.  dop (Kortessem), Ich wòl mich eine nuje pegel in den dob laote make; dezen is aafgesleten.  dob (Echt/Gebroek), ijzeren pin van de peervor;ige dop= peel  dop (Dorne), is groter  dop (Stramproy), kegelvormig  dop (Ulbeek), dup (Diepenbeek), Kènger spelen mèt den dop; vgl. kokkerel.  dop (Uikhoven), Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.  dòp (Tongeren), Men vergelijk het woord met het Engelse: top, dat o.a. tol betekent.  dob (Herten (bij Roermond)), Met den dop spelen. (Z.N.)  doͅp (Meeuwen), Mv. dobbe  doͅp (Rekem), nr. 15 = koenkernol -> dop: priktol met ijzeren punt  dop (Wellen), omgekeerde kegel- vanboven afgerond (wordt niet met zweep voortbewogen)  dop (Overrepen), omgekeerde piramidevormige tol werd dop genoemd  dop (Roermond), Oorpr. opg. bij 21!  doͅp (Eisden), Opm. = draaitol.  dop (Horn), Opm. zo wordt het ook genoemd.  dop (Montfort), Priktol.  dop (Eigenbilzen), ps. zie tekening op de vragenlijst! (verschillend van koekerel!).  dop (Asenray/Maalbroek), puntje onder de o  dop (Bree, ... ), nən dop (Houthalen), Smétdop, kàpdop, klétsierdop.  dop (Sint-Truiden), T.o. kokkernel.  dop (Zonhoven), tegenwoordig niet meer bekend, woord gebruikt zon 40 jaar geleden  dop (Nieuwstadt), Van Sinterkloùs kreegte ve betoere nen dop déë kòs zeinge: eintige kèrre douwe en dan drêëde ter dörre plak dat t sjoun wes vör te zien: Soms kregen wij van Sint-Niklaas een drijftol die muziek kon maken, ge moest er n paar keer op duwen en dan draaide hij op de vloer door de kamer.  dop (Kortessem), Vgl. zi.ngdóp.  dóp (Zolder), voor de grote waar men de koord gans omdraait  dob (As), WNT dop I, 5; Kil. dop, doppe, turbo, turben, trochus; Teuth. en S. dop, Keuls Dopp Holzkreisel, Rijnl. Dopp I, 2a id..  dop (Hasselt), WNT dop I, 5; Kil. dop, doppe, turbo, turben, trochus; Teuth. en S. dop, Keuls dopp Holzkreizel, Rijnl. Dopp I, 2, a id (z. ook o. tol).  dóp (Zonhoven), Ze spilde mi nen dop.  dop (Beverlo), Zie ook pòppernel.  dop (Bree), ziet men hier niet meer  dóp (Geleen), zonder koord of touw DOP opwinden met n stuk koord  dop (Peer), draaitol: dreetol (Schinveld), gooidop: gooidop (Widooie), puntje onder beide os  ənə gojdop (Lozen), groendop: groemdop (Bree), gromdop: gromdop (Bree, ... ), hakdobbel: hakdobbel (Nieuwenhagen), hakdol: Zie: hákdol, kápdol, pindol.  hakdol (Venray), hakdop: hakdop (Sint-Truiden), haktol: haktol (Blitterswijck, ... ), haktōl (Meerlo, ... ), haktôl (Lottum), [Met afbeelding].  háktol (Venray), Sub tol.  haktōl (Meerlo, ... ), holledop: 21: hier niet gebruikt  holledop (s-Herenelderen), [u/o?]  hulledop (Berg, ... ), wordt niet met een zweep voortgedreven  hulledop (Berg), houwdop: houdop (Nieuwerkerken, ... ), hóͅudoͅp (Vechmaal), Sub hòusdòp.  hòudòp (Tongeren), houwsdol: [sic] bromtol  hausdöl (Leunen), [sic] prik of haktol  houwsdöl (Merselo), houwsdop: hòusdòp (Tongeren), [sic]  ənə huuzdup (Tongeren), Sub dòp: Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.  hòusdòp (Tongeren), ijsdobbel: ieesdobbel (Waubach), iesdobbel (Schaesberg, ... ), Ziet men thans weinig of niet meer  iesdobbel (Eygelshoven), ijsdok: iesdogk (Klimmen), iesdok (Bemelen, ... ), īēzdog (Voerendaal), īəsdoͅk (Mheer), ’īēsdog (Voerendaal), ijsdop: ēͅsdoͅp (Riemst), iesdob (Heerlen), iesdop (Baexem, ... ), iesdop [īzdoͅp} (Budel, ... ), ijsdop (Eisden), īēsdop (Maasbree), nən īsdoͅp (Overpelt), Ook: iêspoeper, pindop.  iêsdop (Weert), Opm. (zie tekening): hier wordt eerst een touw overgedraaid, waarna hij enige tijd op zijn punt draait.  iesdop (Buggenum), Peervormige dop (werptol).  ijsdop (Kerkom), werptol  iesdop (Heerlen), ijsloper: ies-leu-per (Vijlen), iesleuper (Vijlen), iesleuper [īsl"pər} (Vijlen), ijspoeper: iespoeper (Weert), Sub iêsdop.  iêspoeper (Weert), jaagdop: jāgdoͅb (Borgloon), joëgdop (Koninksem), a als in het Eng shaw  ja:chdoͅp (Borgloon), jaagsdop: [sic]  joͅ:zdup (Tongeren), Sub dòp: Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.  jôosdòp (Tongeren), kapdok: [sic, met -k!]  kabdok (Sint-Truiden), kapdol: Var. hákdol.  kápdol (Venray), kapdop: kabdoͅp (Gelinden, ... ), kabdup (Sint-Truiden), kapdop (Borlo, ... ), kapdoͅp (Borgloon, ... ), kapdup (Sint-Truiden), koͅpdoͅp (Kuttekoven), kàpdop (Veulen), nə kapdoͅp (Sint-Truiden), Alleen in fichesbakken!  kapdoͅp (Borlo), Extra handgeschreven fiche in fichesbakken.  kapdop (Kwaadmechelen), Sub dop, 2. Draaitol; smétdop, kàpdop, klétsierdop.  kàpdop (Sint-Truiden), Sub keingerspeile bij doppe: spelen met de tol.  (kàpdop) (Sint-Truiden), kapper: kapper (Lommel), kaptol: kaptol (Maasbree), karnool: karnool (Montzen, ... ), karnōl (Welkenraedt), kornó:l (Montzen), (21)  karnōl (Welkenraedt), 21, 22  koͅrnōl (Montzen, ... ), zie 21)  kərnōl (Eupen), kernel: kernèl (Hushoven, ... ), kurnel (Ospel), kletseerdop: Sub dop, 2. Draaitol; smétdop, kàpdop, klétsierdop.  klétsierdop (Sint-Truiden), knool: knol (Brunssum), knool (Eys, ... ), knouwəl (Bocholtz), knowəl (Vaals), Dr - aawerpe, de tol opzetten.  knool (Kerkrade), kokkeral: kòkkeral (Guttecoven), ziet men hier niet meer  kokkeral (Geleen, ... ), kokkerel: koekeral (Nuth/Aalbeek), koekerel (Kessel, ... ), koekerèl (Heythuysen), koekərel (Sibbe/IJzeren), kokkerel (Vlijtingen), kokkerelle (Baexem), kukərēͅl (Riemst), kukəreͅl (Mheer, ... ), kukərɛ.l (Kanne), kukərɛ:l (Vlijtingen), de "o"nadert korte "oe  kokkərel (Heythuysen), Sub konkernol: M. kòkerel. [vgl. pag. [0]: M. = Maastrichtsch]  kòkerel (Maastricht), kokkernel: (koekkernêl) (Bilzen), konkərnel (Putbroek), kokkernol: koekernol (Berg), koͅkərnol (Riksingen), kukərnul} koekernol (Vliermaal), M. kòkerel.  konkernol (Heerlen), konkerel: konkurrel (Groot-Gelmen), konkernol: konkernool (Epen), krokkerel: kroekərel (Helden/Everlo), peeldok: peeldok (Brunssum), peildok (Merkelbeek), [sic]  peeldok (Brunssum, ... ), peelloper: pielleuper (Gennep), [sic] lange smalle tol  pieleuper (Gennep), peetskernel: peetskernel (Weert), peetskernèl (Hushoven, ... ), poepkernêl= tol aangedreven door zweepje  peetskernelle (Weert), Sub kernêl`.  peêtskernêl (Weert), pegeldop: [sic]  piegeldop (Rosmeer), Extra handgeschreven fiche in fichesbakken.  piegeldop (Rosmeer), pindop: pendop (Bocholt, ... ), pendoͅp (Hamont, ... ), pindop (Achel, ... ), pindoͅp (Kwaadmechelen), ənə pendoͅp (Neerpelt), /  pin dop (Stevensvennen), pindob (Hamont), pindop (Lommel, ... ), Auch dop.  pindop (Bocholt), Auch kapdop.  pindop (Kwaadmechelen), Extra handgeschreven fiche in fichesbakken.  pindop (Kwaadmechelen), Sub iêsdop.  pindop (Weert), pinnendop: peͅnəndoͅp (Overpelt), pinnendop (Overpelt), pintol: pintol (Siebengewald), popperel: poepərel (Putbroek), poppernel: poepernèl (Tungelroy), priktol: priktol (Broekhuizenvorst, ... ), ruisdop: Roese = brummen.  roesdop (Heers), ruitenflitser: 2. Kwajongen die n ruit heeft ingegooid.  roètefletser (Venlo), [Met afbeelding].  roetefletser (Tegelen), ruitenvlieger: roetevleger (Posterholt), [Sub aanvullingen no. 3]  roetevleiger (Sittard), z. TOL.  roetevleger (Posterholt), ruitenvliegerd: roetevleigert (Sittard), smijtdop: smietdop (Baarlo), Opm. tol = smietdop.  smietdop (Baarlo), smijttol: NB smiete: smijten, gooien.  smiettol (Gennep), smikdop: smikdop (Blerick), tirvelmoets: tielevermoets (Bocholtz), tol: tol (Afferden, ... ), tōāl (Velden), tōl (America, ... ), tŏl (Terwinselen, ... ), töl (Gennep), Bekend waren drieftol (drijftol), haktol (priktol), bómtol (bromtol) en kleine tolletjes gemaakt van eikels, kastanjes, garenklosjes etc.  tōl (Meerlo, ... ), ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.  toël (Sevenum), toller: tolər (Sint-Truiden), ton: ton (Hout-Blerick), top: top (Mheer), vliegerd: vleigert (Sittard), werpdobbel: werpdŏbəl (Waubach), werpdop: enə weͅrəpdoͅp (Heers), zeikton: zeikton (Venlo) **Dop1: Priktol, draaitol. || **Dop: Kinderspeeltuig, tol. || *Dob: Tol. || / [SND (2006)], [SND (2006)] || 1. (Prik)tol. || 1. Tol (speelgoed). || 1. Tol om mee te spelen (paddestoel model). || 1. Werptol, draaitol, bromtol. || 2. Draaitol. || 2. Ook speelgoed: tol. || 2. Prik- of draaitol bij een kinderspel. || 2. Tol (bekend kinderspeelgoed). || 2. Werp- of priktol. || 3. Prik- of werptol. || 3. Tol. || [De jongensspelen: 5]. Tol. || [Draaitol]. || [II]. 2. Tol, priktol. || [Jongensspel]: Ovale tol waarrond een touwtje werd gewikkeld en dat slingerend werd weggeworpen. || [Tol]. || Dop [I]: Werppriktol. || Dop**: 1. Tol. || Dop: c) tol inz. werp-, priktol. || Dop: priktol. || Draaitol. || drijftol [SGV (1914)] || Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Drijftol. [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)] || Een priktol (werptol). [ZND B1 (1940sq)] || een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen] [N 112 (2006)] || Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] || een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)] || Een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen]. [N 88 (1982)] || Gewone tol (die met een koord wordt geslingerd). [ZND 01u (1924)] || Gewone tol. [BN 03] || Haktol. || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)], [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)] || Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)] || IJstol, priktol. || Jongenstol met touwtje. || Kornoelje en priktol. || Lange, smalle werptol. || Pindop: tol (kinderspeelgoed). || Platkoppige tol, waarvan gezegd werd, dat men er met het tollen ruiten mee kon stuk gooien. || Prik- of werptol. || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] || Priktol met ijzeren punt en een groot plat bovenvlak, de zgn. "taak"(z.d. [dak]). || Priktol, werptol. || Priktol. || Soor van tol (speeltuig) in T-vorm. || Speeltol. [BN 03] || Spring-, of priktol. || tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Tol (draaitol). || Tol (groot of dik). || Tol (kinderspeelgoed). || Tol (priktol): Priktol, draaitol. || Tol (speelgoed). || tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Tol (speeltuig). || Tol aangedreven door een erom heen gewonden touw, die men met een smak (peêts) op een andere tol trachtte te werpen. || Tol, draaitol. || Tol, speelgoed. || Tol. [ZND m] || Tol: 2. [...] slechte tol. || Werp-, draai- of bromtol. || Werptol. || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] || Wurfkreisel. III-3-2