e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoon baas: baas (Well), baasje: baske (Sevenum), broer: brø̄r (Maastricht), de jongste als regel breur = broer  brø̄r (Schinnen), fils (fr.): fis (Heers), fils-je: fiskë (Tongeren), jong: də joŋ (Doenrade), jaong (Wellen), jiuŋ (Bilzen), joeng (Limbricht, ... ), jong (Afferden, ... ), joong (America, ... ), jooəng (Roermond), joŏng (America, ... ), joung (Waubach, ... ), joŋ (Beek, ... ), jōng (Buggenum, ... ), jŏĕng (Bilzen), jŏng (Blerick, ... ), joͅu̯ŋ (Nuth/Aalbeek), joͅŋ (Bingelrade, ... ), jung (Dieteren, ... ), juŋ (Merkelbeek, ... ), jŭng (Einighausen), jòn (Gelinden), jòng (Echt/Gebroek, ... ), jóng (Gennep, ... ), jóóng (Thorn), jông (Beegden, ... ), jöng (Hunsel, ... ), jəng (Aalst-bij-St.-Truiden), altijd met -  joŏng (America), cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht. Zie echter dl. II, 1 (vogels) van Joep: "jong"(lex. var. "jonk") en "jonkje"(lex. var. : "jongske", "jonkske")  jong (Middelaar), de jong  jong (Hulsberg), het gebeurt zeer zelden dat hij niet bij naam genoemd wordt  joông (Blerick), indien alleen; indien meer met voornaam  joͅŋ (Schinnen), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  jong (Valkenburg), meestal bij naam aangesproken  jong (Venlo), of 10b?  jong (Bergen), onze -  jong (Welten), onze jong  jong (Venray), oze jong  jong (Houthem), vgl. vraag 004: "jonk  jong (Grathem), vroeger  jong (Heerlen), zie jóng  jó.nk (Gennep, ... ), zie jóng; cf. VD s.v. "II jong"en s.v. "III jonk"zie "jong II  jó.nk (Heijen), jongen: joenge (Kortessem), jonge (Oirlo), jongen (Born), jongetje: jongetje (Sevenum), jungske (Blerick), cf. VD s.v. "jonkske  jungske (Pey), jungskə (Grubbenvorst), kleinere jongens  jøŋskə (Maastricht), kellen-tje: kelke (Sevenum), kerel: kèrel (Venlo), kereltje: kairelke (Pey), kind: kenk (Welkenraedt), keͅi̯ntj (Schinveld), kind (Meerssen), kint (Blerick), kĭnk (Tegelen), knaap: knaap (Well), knul: knul (Venlo), kwajong: kojóng (Sint-Truiden), man: man (Hasselt), mannetje: cf. VD s.v. "manneke  menke (Pey, ... ), cf. WNT s.v. "menneke"; cf. VD s.v. "manneke  klein menneke (Meerssen), menneke (Well), kleinere jongens  mɛnəkə (Maastricht), vent: vent (Venlo), ventje: ventje (Venlo), zoon: soean (Eijsden), soewn (Heerlen), sohn (Vaals), soon (Hushoven, ... ), zaon (Rekem, ... ), zeun (Venray), zo(o)n (Kerkrade), zo-an (Blitterswijck), zoan (Brunssum), zoe en (Swolgen), zoeen (Lottum), zoehn (Genk), zoen (Brunssum, ... ), zoewen (Venray, ... ), zoewn (Well), zoeën (Afferden, ... ), zoin (Echt/Gebroek, ... ), zon (Sint-Truiden), zoo.ën (Zonhoven), zooan (Mheer), zooen (Heijen, ... ), zooin (Eijsden), zooĭn (Meerlo), zoon (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), zoown (Wellerlooi), zooën (Diepenbeek, ... ), zooən (Arcen, ... ), zoo͂n (Blerick), zoun (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), zoên (Maaseik), zoën (As, ... ), zoôn (Afferden, ... ), zoön (Mheer), zōan (Schinveld), zōēan (Lanklaar), zōēn (Maaseik, ... ), zōēwn (Eys), zōēən (Oirlo, ... ), zōn (Borgharen, ... ), zōōn (Asenray/Maalbroek, ... ), zōōən (Grubbenvorst), zŏn (Gulpen), zun (Hasselt), zuun (As, ... ), zūūen (Opglabbeek), zūən (Oirsbeek), zèùn (Rekem), zéún (Hasselt), zówən (Lommel), zóón (Amby, ... ), zóóun (Niel-bij-St.-Truiden), zôen (Sint-Geertruid, ... ), zôn (Rimburg), zôon (Bilzen, ... ), zôên (Bocholt, ... ), zôôn (Gelinden, ... ), zûun (Koningsbosch), zûûn (Vlijtingen), z∂oon (Obbicht), (o van het Fransche woord:mon).  zon (Epen), (Züns: mv).  zon (Heerlen), achter de oo hoort men een korte e-klank  zooen (Geysteren), cf. WNT s.v. "zoon - zeun, zone  zone (Montfort), zuun (Bree), mv. zeun  zóon (Tongeren), onze -  soean (Eijsden), tegenwoordig  zoon (Heerlen) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || 01; zoon || jongen, zoon || zoon [SGV (1914)], [ZND 11 (1925)], [ZND m], [ZND m] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)], [DC 05 (1937)] || zoon; de zoon van de smid is timmerman; volw. [DC 12a (1943)] || zoon; Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)], [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] || zoontje III-2-2