e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
zaad besjes aan de aardappelplant:   zoǝt (Zelem), zu̯ǫi̯t ('S-Herenelderen, ... ), zǫǝt (Mielen-boven-Aalst), zǭt (Gronsveld, ... ), gelijkspelen:   zaad ! (Eksel), zoad (Stal), inzet bij het spel:   zaad (Paal), zaad (zoad) (Eksel), zaod (Bree, ... ), zoad (Melick), zooëd (Eksel), (wat men ingezet heeft).  zie [z}oat (Heel), Allei jóeng, zét óere zój én; be zój, zònder zój: knikkerterm.  zój (Sint-Truiden), An dr aat aahauwe en dan óp de - sjisse.  zöad (Kerkrade), B.v. Ik ben bij mijne zaad: geen verlies, geen winst.  zoͅt (Meeswijk), bij het kegelen  zōͅd (As), Ge moet oere zaad nog inzetten.  zòət (Niel-bij-St.-Truiden), Ich heb mien zäodje trük: bij t kaartspel bedoelt men hiermee, dat men na afloop van het spel noch gewonnen, noch verloren heeft.  zaod (Tegelen), Ich höb mie zäödje = ik heb bij het spel niets gewonnen en niets verloren.  zao:d, zäö:dje (Roermond), NB 3. Geld.  zoot (Sint-Truiden), Opm. wanneer bijvoorbeeld 2 jongens ieder 3 knikkers in een potje zetten (zie tekening), dan gaan spelen, zegt een der spelers dit, als hij er 3 knikkers uitgeschoten heeft, wat betekent: mijn inzet.  ich höp mie zoat (Buggenum), Wier innn? Iech höb mènne zooëd al trög Weeral een knikker. Ik heb al mijn inzet terug.  zooëd (Diepenbeek), Z.N.  zoͅ.t (Meeuwen), Zie i-zats [pag. 29: inzet, inleggeld].  zeuët (Heerlen), kiem:   zood (Eksel), kuit:   zāōd (Heythuysen), Bree Wb.  zoad (Bree), kuitschieten = zööje / homt wordt hier genoemd: kuut [verkortingsboog boven u ]  zoat (Gennep), oude spelling  zaod (Meijel), WBD/WLD  zaod (As), zoat (Opglabbeek), WLD  zoad (Tungelroy), zood (Eksel), oogst -opbrengst:   zaad (Siebengewald), pezerik:   zǭt (Waasmont), pootgoed, pootaardappelen:   zoǝt (Rummen), zōǝt (Montenaken), zǭt (Kaulille), sperma:   zaad (Alken, ... ), zaĕm (Heerlerbaan/Kaumer), zaod (As, ... ), zaot (Kapel-in-t-Zand, ... ), zaoëd (Kaulille), zaòd (Sevenum), zoad (Achel, ... ), zoam (Kerkrade), zoat (Kerkhoven, ... ), zoaët (Waubach), zoe-ed (Vliermaal), zood (Loksbergen), zooëd (Eksel), zowət (Loksbergen), zoëd (Bilzen), zoͅam (Eys), zwot (Hoeselt), zwòid (Tongeren), zâot (Swalmen), zâôd (Sint-Truiden), zòəm (Heerlen), zòət (Heerlen), zó:t (Kinrooi), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  zood (Eksel), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  zoowd (Jeuk), {zo.\\t}  zood (Eksel), troef add.: Ich (h)öp gie zòòët nemie: Ik heb geen troefkaart meer.  zòòët (Zonhoven), uitgestort zaad van de hengst:   zuǝt (Bilzen), zōt (Bokrijk), zōǝt (Diepenbeek, ... ), zūǝt (Opheers), zǫu̯ǝt (Lommel), zǭt (Hasselt, ... ), zǭǝt (Gingelom, ... ), zaad:   zaod (Castenray, ... ), zòòët (Zonhoven), mv.; verkl.w.: zeùt; zeùtje  zoat (Heerlen), zaad voor bieten:   zu̯ǫǝt (Tongeren), zāǝt (Paal, ... ), zōǝt (Niel-Bij-Sint-Truiden, ... ), (Meijel), zǫǝt (Kessenich, ... ), zǭt (Horst, ... ), zǭǝt (Neerpelt, ... ), zaad, zaaigoed:   zoat (Bilzen), zoi̯t (Moelingen), zoǝt (Berlingen, ... ), zuǝt (Alken  [(m)]  , ... ), zuǫt (s-Herenelderen, ... ), zuɛt (Kortessem), zu̯ǭt (Val-Meer), zē̜t (Eupen), zōt (Aubel, ... ), zōǝt (Aalst, ... ), ző̄t (Henis), ző̜̄ǝt (Peer), zūot (Grote-Spouwen, ... ), zūø̜t (Rukkelingen-Loon  [(m)]  , ... ), zūǝt (Berg  [(m)]  ), (Meijel), zǫt (Bocholtz), zǫǝt (Achel, ... ), zǭt (Achel, ... ), zǭǝt (Bergen, ... ), z˙ot (Genk), z˙ǭt (Neeritter, ... ), zaaitijd:   zōt (Aubel), zǭt (Eckelrade, ... ) I-4, I-5, I-9, II-1, III-1-1, III-3-2, III-4-2, III-4-3