18926 |
met prulletjes bezig zijn |
prutsen:
eerste e van prellekes als in het
met prellekes bezig sijn (P121p Ulbeek)
III-1-4
|
|
20731 |
met reepjes |
vlaai met reepjes deeg:
Reepjesdeeg.
mêt reipkes (L374p Thorn)
III-2-3
|
|
25101 |
met regenen |
met tussenpozen regenen:
met reegene
mēͅt rēͅgənə (L423p Stokkem)
III-4-4
|
|
27354 |
met riet dekken |
drijven:
met rēt˱ dękǝ (Q111p Klimmen)
II-9
|
|
32837 |
met rijs bestoken [eg] |
akkersleep, weidesleep:
met rīs˱ bǝstǭkǝ [eg] (L248p Lottum)
I-2
|
|
26949 |
met rissen afzetten |
de kant van de wijk met zoden bekleden:
met res afzetǝ (L288a Ospel)
II-4
|
|
30993 |
met rivets opzwikken |
oppinnen:
męt rivɛts opzwekǝ (L163a Milsbeek)
II-10
|
|
26949 |
met russen afzetten |
de kant van de wijk met zoden bekleden:
met rø̜sǝ āfzetǝ (L288a Ospel)
II-4
|
|
33569 |
met schaal |
peulerwten:
metšōͅl (Q181p Sluizen),
meͅtšā.l (L361p Tongerlo)
I-7
|
|
34407 |
met schaap naar toe gaan |
naar de ram brengen:
met schaap naar toe gaan (Q168a Rijkhoven)
I-12
|
|