24501 |
braambes |
braamberen:
bro̝mbē̝ͅrə (L192p Bergen)
|
braam(bessen) [RND]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
braamberen:
brǫmbē̜rǝ (L192p Bergen)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
18392 |
bretel |
galg:
galge (L192p Bergen)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21250 |
brief |
brief:
bri:f (L192p Bergen)
|
brief [RND]
III-3-1
|
34504 |
broedende kip op eieren |
kloek:
kluk (L192p Bergen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
18540 |
broek met split |
gulpboks:
gulp-boks (L192p Bergen)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L192p Bergen, ...
L192p Bergen),
gij lopt ok altied met afgezakte boks (L192p Bergen),
hé hiel zien boks op met ne lere riem (L192p Bergen)
|
broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bokse-piep (L192p Bergen)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenriem:
bokse-riem (L192p Bergen),
riem:
hé hiel zien boks op met ne lere riem (L192p Bergen)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
konttas:
koont-tès (L192p Bergen)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|