e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterknie schijthakken: sxiǝthakǝ (Venlo) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband naafband: nāf˱be̜nt (Venlo) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterste achterste: echterste (Venlo), kont: kont (Venlo), kônt (Venlo), vot: vot (Venlo) [N 10c (1961)] [N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)] III-1-1
achteruit plaats: plaats (Venlo), terug: trȳk (Venlo), terug-op: trȳk˱ ǫp (Venlo) Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] || Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10, III-2-1
achteruitgaan terug uitgaan: teruukōētgaon (Venlo), wijken: wieke (Venlo), wiëke (Venlo), wīēkə (Venlo) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2
achteruittrappen slaan: slǭn (Venlo) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterbred: axtǝrbrēt (Venlo), klap: klap (Venlo) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk batterij: batterie (Venlo), kont: kónt (Venlo), vot: vot (Venlo, ... ) [N 10c (1995)]deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
achterwerkers binnenspouwstenen: benǝspǫwstęjn (Venlo) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
achterwiel van een fiets achterrad: achterraad (Venlo) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1