e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032p plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerzielen allerzielen: allerzieèle (Schinnen), Allerziêle (Schinnen), allerziële (Schinnen), allerzèile (Schinnen) 2 november, Allerzielen [allerzieële]. [N 96C (1989)] || Allerzielen. [N 06 (1960)] III-3-3
alles kwijt blut: blut (Schinnen), maas: mausj (Schinnen), mousj (Schinnen), schoep: sjop (Schinnen) Alles bij het spel verloren hebben [keps, kaps, baard, dod, pret, bluts, rits, rutsel, rut, rus, molk, mol, mot]. [N 88 (1982)] || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || kwijt ["alles ~ "bij t knikkeren] [SGV (1914)] III-3-2
als getuige ten doop komen aan de doop komen: aan de duip komme (Schinnen) Als getuige ten doop komen [an doof kómme]. [N 96D (1989)] III-3-3
als zoeaaf verkleed jongetje zoeaaf (<fr.): zwaaf (Schinnen) Een als zouaaf verkleed jongetje met speelgoedgeweer [zwaaf]. [N 96C (1989)] III-3-3
altaar altaar (<lat.): dn eljtjer (Schinnen), t alter (Schinnen), èltjer (Schinnen) Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
altaarbel schel: sjel (Schinnen, ... ) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
altaarretabel altaartriptiek (<fr.): den alter-triptiek (Schinnen), drieluik: drieluik (Schinnen, ... ), triptiek (<fr.): triptiek (Schinnen) Een altaarretabel, -triptiek, -drieluik. [N 96A (1989)] III-3-3
alziend oog alziend oog: Alziend oag (Schinnen), heilig oog: Heilig oag (Schinnen) Een ingelijste plaat waarop een groot oog in een driehoek is afgebeeld, met daarbij de tekst: God ziet mij. Hier vloekt men niet. (Godsoog, Alziend Oog, Christusoog?). [N 96B (1989)] III-3-3
ampullen ampullen (<lat.): ampölle (Schinnen, ... ) Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)] III-3-3
andere oude klaversoorten varkensklaver: vɛrkǝs[klaver] (Schinnen) In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14] I-5