e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032p plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baldadig (persoon) uitgelaten: oetgeloate (Schinnen) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
baldakijn hemel: de hemel (Schinnen, ... ) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balk balk: balk (Schinnen) De grote balk waaraan de hefboom hangt. [N 57A, 4.4; N 57, 9 add.] II-2
balkenbrij balkenbrij: balkbriej (Schinnen), balkebrie (Schinnen) balkenbrij [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-2-3
balorig eigenwijs: eigewies (Schinnen), eigəwîês (Schinnen), koppig: köppig (Schinnen, ... ), kreutelig: kreutelig (Schinnen) baloorig [SGV (1914)] || niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
balzak buidel: buul (Schinnen), zak: zak (Schinnen, ... ) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1
bandiet bandiet: bandiet (Schinnen, ... ), schobbejak: sjobbəjak (Schinnen) bandiet [SGV (1914)] || een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bang schouw: sjûû (Schinnen), schuw: sjoeh (Schinnen) een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bangerik: bangerik (Schinnen), piezel: piezel (Schinnen), schijterd: sjîetert (Schinnen), schijthuis: ei schiethoes (Schinnen) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
barensweeën ween: weeje (Schinnen), weeë (Schinnen) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2