e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
banden pezen: pēzǝ (Beringen) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11
bandschort met borststuk scholk: scholk (Beringen), sXolk (Beringen), schommelaar: schommeleer (Beringen), sXoͅməlēr (Beringen), voorschoot: veurschoewet (Beringen), vø̄rsXuwət (Beringen) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bang bang: ni baŋ zɛn (Beringen), nie bang zèn (Beringen) (Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)] III-1-4
baret baret (<fr.): barēͅt (Beringen), flat: flat (Beringen) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barrevoets: baerəvuts (Beringen), berrevuts (Beringen), bɛrəvuts (Beringen) barrevoets [ZND 01 (1922)], [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND] III-1-3
bascule bascule: baskøl (Beringen, ... ) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
bebroed bevrucht ei bebroed ei: bǝbryjt ē̜ (Beringen) [N 19, 54c] I-12
bebroed onbevrucht ei rot ei: rot ē̜ (Beringen), rǫt ē̜ (Beringen) [N 19, 54b] I-12
bed bed: be̝ͅt (Beringen) bed [RND] III-2-1
beddenlaken laken: lākə (Beringen), lōͅkə (Beringen) Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)] III-2-1