23508 |
votiefmis |
gestichte mis:
gəstextə meͅs (L192a Siebengewald)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kamərōͅt (L192a Siebengewald)
|
vriend(in) [RND]
III-3-1
|
23764 |
vrijdagavond |
vrijdagavond:
vrijdagaovend (L192a Siebengewald)
|
De vrijdagavond. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23943 |
vrijdagskost |
vrijdagkost:
vrijdagkost (L192a Siebengewald)
|
Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20276 |
vroedvrouw |
vroedvrouw:
vroedvrouw (L192a Siebengewald),
zie ook nabuursvrouw
vroetvrŏw (L192a Siebengewald)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
vroegmis:
vruməs (L192a Siebengewald),
vruxmeͅs (L192a Siebengewald)
|
De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vrou (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vrouw (L192a Siebengewald),
vrow (L192a Siebengewald),
vrouwmens:
cf. WNT s.v. "vrouwmensch-vrouwenmensch-vrommes
vròmmes (L192a Siebengewald)
|
vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
maaltje:
møltjǝ (L192a Siebengewald)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
schaap:
sxǭp (L192a Siebengewald)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|