e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L192a plaats=Siebengewald

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorschaar stroopschaar: strø̄p[schaar] (Siebengewald  [(minder gebruikelijk dan voorschaar)]  ), voorschaar: vø̜r[schaar] (Siebengewald) De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.] I-1
voorschoot schootsvel: sxōts˲vɛl (Siebengewald) De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.] II-11
voorschoot, schort (alg.) schortel: schortel (Siebengewald) Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] III-1-3
voorste keerstrook voorste voorhoofd: vøę̄rstǝ [voorhoofd] (Siebengewald) De wendakker die aan de akkeringang of aan de weg ligt of het dichtst bij huis gelegen is. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 51a; N 11A, a; A 33, 5] I-1
voorzanger voorzanger: vurzenger (Siebengewald) Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vork gaffel: gavel (Siebengewald) bord [Weijnen BN 06 (1939)] III-2-1
vormbewijs vormbriefje: vörmbriefke (Siebengewald) Het bewijs dat men gevormd is, vormbriefje [firmbrifje]. [N 96D (1989)] III-3-3
vormeling vormeling: vörmeling (Siebengewald) Een vormeling. [N 96D (1989)] III-3-3
vormen vormen: vörme (Siebengewald) Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)] III-3-3
vormsel vormsel: vörmsel (Siebengewald) Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)] III-3-3