21284 |
vechten |
vechten:
fɛ:xtə (L192a Siebengewald)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34266 |
vee |
vee:
fē (L192a Siebengewald),
vē (L192a Siebengewald)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
21423 |
veel geld waard |
veel geld waard:
veul geld werd (L192a Siebengewald)
|
veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
virtig uren gebed (L192a Siebengewald)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34244 |
vel op gekookte melk |
vel:
vɛl (L192a Siebengewald)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
20943 |
vel op melk |
vel:
vel (L192a Siebengewald)
|
velletje van melk [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
23494 |
veldkruis |
veldkruis:
veldkruus (L192a Siebengewald)
|
Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
lĕw-rìk (L192a Siebengewald),
liewerk:
lewwərək (L192a Siebengewald)
|
Hoe heet de veldleeuwerik? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
31250 |
veldsmidse |
veldsmis(se):
vɛltsmes (L192a Siebengewald)
|
Een verplaatsbare kleine smidsvuurhaard zonder schoorsteen. De veldsmidse bestaat uit een ijzeren vuurhaard in een metalen gestel waaronder een blaasbalg of ventilator is aangebracht die met de hand of met de voet in beweging kan worden gezet. Zie ook afb. 12. [N 33, 308; N 64, 24; N 66, 10a]
II-11
|
32842 |
veldstrengen |
ploegkettings:
[ploeg]kęteŋs (L192a Siebengewald)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|