23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling:
utstelling (L192a Siebengewald)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23424 |
uitstallingstroon |
troon:
troon (L192a Siebengewald)
|
De troon, de ruimte of plek boven het tabernakel waar het Allerheiligste wordt uitgesteld. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardsstront:
pē̜rsstrǫntj (L192a Siebengewald)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeflater:
kuflātǝr (L192a Siebengewald),
koestront:
kustrōnt (L192a Siebengewald)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
urselien (L192a Siebengewald)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20330 |
vader |
pap:
aan de Duitse grens
pap (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald),
vad:
faat (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald),
fàt (L192a Siebengewald),
vader:
vaader (L192a Siebengewald)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L192a Siebengewald)
|
Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foētele (L192a Siebengewald)
|
Vals spelen bij kinderen. [BN 03]
III-3-2
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
ven den duuvel bezaete (L192a Siebengewald)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34297 |
varken |
pog:
pok (L192a Siebengewald)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|