19223 |
aanvangen, beginnen |
aanvangen:
ánvánge (L245a Castenray),
beginnen:
beginne (L245a Castenray)
|
aanvangen, beginnen || beginnen
III-1-4
|
32560 |
aardappelmand |
aardappelmandje:
ē̜rpǝlǝmɛntjǝ (L245a Castenray)
|
Uit grauwe wissen vervaardigde mand met twee oren, waarin aardappels bewaard of vervoerd worden. Zie ook het lemma ɛaardappelmandɛ in wld I.5, pag. 41. Het materiaal dat in dit lemma is opgenomen, vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 38; N 40, 94; N 40, 95; N 40, 96; N 40, 97; N 40, 110; N 40, 111; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
20779 |
aardappelpannenkoek |
rijfkoek:
riēfkoēk (L245a Castenray)
|
aardappelkoek
III-2-3
|
20899 |
aardappels schillen |
schillen:
aerpel schelle (L245a Castenray)
|
het schillen van aardappelen
III-2-3
|
20795 |
aardappelsalade |
aardappelsalade:
koude gekookte aardappelen, gesneden in schijfjes of blokjes, waarna deze vermengd worden met azijn, olie, peper en zout
aerpelslaaj (L245a Castenray),
koude schotel:
kâldeschòttel (L245a Castenray)
|
aardappelsalade || huzarensalade
III-2-3
|
33482 |
aardbei |
aardsbes:
erdsbees (L245a Castenray)
|
aardbei
I-7
|
18905 |
aarden |
zijn eigen begeven:
zien aege begaeve (L245a Castenray)
|
wennen
III-1-4
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
aerdewaerk (L245a Castenray)
|
aardewerk
III-2-1
|
19283 |
aarzelen |
rikraaien:
rikraoje (L245a Castenray)
|
twijfelen, aarzelen, dubben etc.
III-1-4
|
19678 |
achterdeur |
achteruitgang:
aachteruutgáng (L245a Castenray)
|
achterdeur
III-2-1
|