21776 |
bekakt persoon |
kakmadam:
kák madam (L245a Castenray)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21775 |
bekakt praten |
bekakt (bn.):
bekákt (L245a Castenray)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
31451 |
bektang, buigtang |
kraaienbek:
krē̜jǝn˱bɛk (L245a Castenray
[(tangetje met ronde bekken)]
)
|
In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.]
II-11
|
31690 |
benedenstuk van de boom |
konteinde:
kōnt˱ē̜nt (L245a Castenray)
|
Zie ook afb. 1a. [N 50, 7a; N 75, 86c; monogr.]
II-12
|
19287 |
benieuwen |
s nieuws zijn:
’s neejs (L245a Castenray)
|
benieuwd, nieuwsgierig
III-1-4
|
25054 |
bepaalde hoeveelheid |
bonk:
boonk (L245a Castenray),
kwak:
(verkleinwoord: kwekske; meervoud: kwek).
kwák (L245a Castenray),
smoek (geld):
(erfwoord - geërfd van onze grondtaal, het Nederrijns).
smoek (L245a Castenray),
(verkleinwoord: smuukske; meervoud: smuuk).
smoek (L245a Castenray)
|
bepaalde hoeveelheid || bepaalde hoeveelheid (geld)
III-4-4
|
24560 |
berk |
berk:
betula alba
baerk (L245a Castenray),
berkenboom:
baerkenboeëm (L245a Castenray)
|
berk || berkeboom
III-4-3
|
19540 |
berkenbezem |
rijsbezem:
riēsbessem (L245a Castenray)
|
bezem, gemaakt van berketakken
III-2-1
|
24802 |
berkenblad |
berkenblad:
baerkeblad (L245a Castenray)
|
berkeblad
III-4-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
beschuut (L245a Castenray)
|
beschuit
III-2-3
|