20450 |
bidprentje |
bidprentje:
bidpreentje (L245a Castenray),
doodsprentje:
dódspreentje (L245a Castenray)
|
bid- of rouwprentje || gedachtenisplaatje
III-2-2
|
20830 |
bier |
poeliepalie:
poeliepalie (L245a Castenray)
|
vloeibare drank m.n. bier
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierpap:
biērpáp (L245a Castenray)
|
pap, waaronder een scheut bier verwerkt is
III-2-3
|
24522 |
bies |
bies:
donkergroene weideplant, gebruikt voor biezen matten
biēs (L245a Castenray)
|
bies
III-4-3
|
33502 |
bieslook |
bieslook:
biesloeëk (L245a Castenray)
|
bieslook
I-7
|
34345 |
biggen werpen |
baggen:
bagǝ (L245a Castenray)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|
32547 |
biggenmand |
baggenkaar:
bagǝkār (L245a Castenray),
bágǝkār (L245a Castenray),
baggenkorf:
bagǝkø̜rf (L245a Castenray)
|
Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] || Ronde of ovale mand om biggen in te vervoeren. In Neeritter (L 321) had de mand een doorsnee van 1 meter. Zie ook het lemma ɛbiggenmandɛ in wld I.12, pag. 39. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 20, 50; N 40, 102; monogr.]
I-12, II-12
|
20280 |
bij onze buren hebben ze een baby gekregen |
hierneven hebben ze weer een kleine gekregen:
hiērnaeve hebbe ze wer enne klaene gekrege (L245a Castenray)
|
hiernaast hebben ze weer een jongetje gekregen
III-2-2
|
18907 |
bijdehante vrouw; bijdehand |
handig:
héndeg (L245a Castenray)
|
bijdehand, pienter, handig
III-1-4
|
28407 |
bijenkorf |
bijenkaar:
bējǝkār (L245a Castenray),
bijenkorf:
bējǝkø̜̄rǝf (L245a Castenray)
|
Korf waar een imker bijen in houdt. Zie ook het lemma ɛbijenkorfɛ in wld II.6, pag. 9-11. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 102; monogr.]
II-12
|