34502 |
broeds |
kloeks:
kluks (L245a Castenray)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
24913 |
broekland, moeras |
zomp:
(verkleinwoord: zeumpke; meervoud: zeump).
zoomp (L245a Castenray),
Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).
zòmp (L245a Castenray)
|
moerasland, drassig land
III-4-4
|
20335 |
broer |
broeder:
bruujer (L245a Castenray),
broer:
bruūr (L245a Castenray)
|
broer
III-2-2
|
20769 |
brood |
stoetbrood:
stuutbroeëd (L245a Castenray)
|
brood, gebakken van restanten van ander brooddeeg
III-2-3
|
20710 |
broodje |
pistolet:
pistelej (L245a Castenray),
stoetje:
later ook benaming voor een kadetje
stuutje (L245a Castenray)
|
feestelijk, langwerpig, knapperig broodje || klein broodje, gebakken van het deeg dat van een groot brood over bleef
III-2-3
|
32554 |
broodmand |
bakkersmand:
bɛkǝrsmãnt (L245a Castenray),
broodmand:
bruǝtmãnt (L245a Castenray)
|
Mand, vaak rechthoekig van vorm, waarin de bakker brood naar de markt of naar de klant bracht. De bakkersmand was volgens het Venrays woordenboek (pag. 78) een grote vierkante gevlochten mand, die meestal voor op een transportfiets stond en waarmee het brood bezorgd werd. [N 40, 96; N 40, 115; monogr.]
II-12
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broeëdmes (L245a Castenray),
bródmes (L245a Castenray)
|
broodmes
III-2-1
|
20670 |
broodpap |
brokjespap:
brökskespáp (L245a Castenray),
broodpap:
broeëdpáp (L245a Castenray)
|
pap met stukjes brood
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
buikkerel:
bukkeͅl (L245a Castenray),
buikman:
boekman (L245a Castenray)
|
krentebrood in de vorm van een pop, speciaal gebakken ter gelegenheid van St. Nicolaas || krentenbrood in de vorm van een pop
III-2-3
|
20386 |
bruid |
bruid:
bruud (L245a Castenray)
|
bruid
III-2-2
|