e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werkbij werk[bij]: węrk[bij] (Amby) Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62] II-6
werkdaagse hoed `s werkdaagse hoed: m’ne werdische (Amby) mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] III-1-3
werkdaagse jas jas voor de werkdagen: ene jas veur de wèrkdaag (Amby) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-1-3
werkdag werkdag: ene jas veur de wèrkdaag (Amby), m’ne werdische (Amby) mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] || werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-3-1
werkdag, weekdag werkdag: werdig (Amby) werkdag [ZND 08 (1925)] III-3-1
werken werken: werreke (Amby, ... ), wèrreke (Amby), wɛrəkə (Amby) arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werken [RND] III-3-1
werken op de boerderij taperen: tapǝrǝ (Amby), wolven: wou̯vǝ (Amby) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werpen van jongen jongelen: jungele (Amby), jöngele (Amby) Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)] III-4-2
wervel wervel: wē̜rǝvǝl (Amby), werveltje: wē̜rǝvǝlkǝ (Amby) Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.] II-9
wervelwind stormwind: stòrmwind (Amby), wervelwind: wervelwind (Amby), wervəlwind (Amby), (= kleine cycloon).  wervelwind (Amby) cycloon [ZND 13 (1925)] || Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt? [DC 30 (1958)] || soorten winden [ZND 13 (1925)] || wervelwind [SGV (1914)] III-4-4