24521 |
witte abeel |
canadas:
cannedas (Q102p Amby)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24864 |
witte dovenetel |
witte doofnetel:
wetǝ dǭfnētǝl (Q102p Amby),
-
witte daof nietel (Q102p Amby)
|
Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] || witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluiterd:
fruitert (Q102p Amby),
witte kaas:
witte kie.s (Q102p Amby)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (Q102p Amby)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
wit moes:
wit moos (Q102p Amby)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikschtart (Q102p Amby),
kwiksta:rt (Q102p Amby)
|
kwikstaart [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waterlelie (Q102p Amby)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
wittebrood:
wittebroed (Q102p Amby)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
colre (fr.):
koleir (Q102p Amby),
gift:
gif (Q102p Amby)
|
gift (woede) [ZND 01 (1922)] || hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21874 |
woekeren |
woekeren:
woekere (Q102p Amby)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|