20853 |
worst |
worst:
woorsch (Q102p Amby)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worschele (Q102p Amby)
|
worstelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q102p Amby)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
24736 |
wortelhals |
kraag:
kraag (Q102p Amby)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20917 |
wrang |
wrang:
vrang (Q102p Amby)
|
wrang [DC 26 (1954)]
III-2-3
|
18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q102p Amby)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wreef:
vreef (Q102p Amby),
wregel:
vreigel (Q102p Amby)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
monkig:
moonkich (Q102p Amby)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrīēve (Q102p Amby)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|