e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
windstilte stil (weer): schtil waer (Amby, ... ), windstil (weer): wīndschtil (Amby) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] || windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Amby), winkelhoak (Amby) Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, III-1-3
winst winst: wins (Amby) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1
winterkoninkje koninkje: keuningske (Amby), winterkoninkje: winterkeuningske (Amby), winterkeuninkske (Amby) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] III-4-1
wintervoor wintervoor: wentǝr[voor] (Amby) Met de wintervoor bedoelt men de voren die in het najaar zodanig geploegd worden, dat de akker in de winter goed kan uitvriezen. Dat kunnen brede en ondiepe voren zijn, die de voorlopig onder te ploegen mest bedekken, maar ook de walletjes die ontstaan wanneer men telkens twee voren tegen elkaar ploegt. Met de in dit lemma vermelde termen wordt niet alleen het voortype bedoeld maar ook - wat vooral voor de meervoudsvormen geldt - het geheel van voren die men met het oog op de winter geploegd heeft, de op wintervoren geploegde akker zelf. Voor het (...)-gedeelte van de varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 59a; N 11A, 113d + 137 m; monogr.] I-1
winterwortelen wortelen: wortǝlǝ (Amby) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wispelturig het op zijn heupen hebben: op z⁄n heupe höbbe (Amby), kwispelturig: kwispelturig (Amby) nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || wispelturig [SGV (1914)] III-1-4
wisselen tuisen: tōēsche (Amby), wisselen: wissele (Amby) onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)] III-4-4
wisselvallig weer kwakkellucht: kwakkellòch (Amby), regenlucht: reege lòch (Amby) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] III-4-4
witte aalbes wiemeren: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  wiemere (Amby), witte aalberen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  witte ōͅlber (Amby), witte wiemeren: witt6 wiem6r6 (Amby), mv: -e  witte wiemere (Amby, ... ) [DC 13 (1945)]witte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7