e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vroegmis eerste mis: də i.ərstə mɛs (Nederweert) vroegmis [RND] III-3-3
vrolijk vrolijk: vroeëlik (Nederweert) vrolijk III-1-4
vrouw vrouw: vro.uw (Nederweert, ... ), wei je weem die vrouw was (Nederweert) vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouw in het kaartspel dame: dam (Nederweert, ... ) Bij kaartspel. || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - III. Vrouw. [DC 52 (1977)] III-3-2
vrouw, vrouwspersoon vrouw: vraw (Nederweert), vrouw (Nederweert), vrow (Nederweert), vrouwmens: vrowmes (Nederweert), wijf: wiêf (Nederweert) vrouw || vrouw, meisje || wijf III-2-2
vrouwelijk dier wijfje: wiefke (Nederweert) wijfje, vrouwelijk dier III-4-2
vrouwelijk kalf vaarskalf: vērs[kalf] (Nederweert), vē̜rs[kalf] (Nederweert), vɛrs[kalf] (Nederweert) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is dragende vaars: drāgǝndjǝ vērs (Nederweert), drāgǝndǝ vē̜rs (Nederweert), vaars: vērs (Nederweert), vē̜rs (Nederweert) [N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22] I-11
vrouwelijk schaap in het algemeen germpje: gɛrmkǝ (Nederweert) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zoog: zuǝx (Nederweert), zōx (Nederweert) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12