e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waarschuwen waarschuwen: waarschouwe (Nederweert, ... ) waarschuwen [SGV (1914)] III-3-1
wachthouden bij een dode doodbidden: doeëtbaeje (Nederweert) doodbidden III-2-2
waden baden: baaje (Nederweert), baje (Nederweert) waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)] III-1-2
wafel koek: kook (Nederweert), wafel: waofel (Nederweert, ... ), waofele (Nederweert), Syst. WBD  waofel (Nederweert), wafelkoek: waofelkeuk (Nederweert), Syst. WBD  waofelkook (Nederweert), Verklw. wäöfelke Waofels woeërte gebakke met ¯n waofeliêzer  waofelkoôk (Nederweert) wafel || Wafel [N 16 (1962)] || wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)] III-2-3
wagen wagen: wāgǝn (Nederweert) Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.] I-13
waggelen strompelen: stròmpele (Nederweert) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] III-1-2
wak in het ijs gelong: glon (Nederweert) wak, gat in het ijs III-4-4
walm walm: wa.lm (Nederweert) walm, rook III-2-1
walmen blaken: blaoke (Nederweert), blōͅkə (Nederweert), blakeren: blaokere (Nederweert) walmen III-2-1
walnoot baak: baok (Nederweert), noot: (meerv. = néút)  nóót (Nederweert) Hoe noemt u de walnoot in het algemeen (uitspraak) (okkernoot) [N 72 (1975)] || walnoot III-2-3