e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wasgoed gewassie: gewēzie (Nederweert), was: was (Nederweert) wasgoed III-2-1
wasknijper waspin: waspe.n (Nederweert) wasknijper III-2-1
wasmand lijnwaadsmand: livǝntjsmaŋ (Nederweert), wasmand: wasmaŋ (Nederweert) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
wastobbe, wasteil buut: by(3)̄t (Nederweert) kuip van zink III-2-1
waterdamp, wasem damp: da.mp (Nederweert), zwadem: zwām (Nederweert) stoom, damp van kokend water || wasem, damp III-2-1
waterhoen modderkuiken: modderkuuke (Nederweert), modderkuûk (Nederweert), schuimeend: schoêmaentj (Nederweert), schuimeendje: schoemaentje (Nederweert), cf HBHS 86  schoemaetje (Nederweert), waterhennetje: waaterhenneke (Nederweert) waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterketel, moor moor: moer (Nederweert), mō.r (Nederweert) waterketel III-2-1
waterput put: pøt (Nederweert), pøͅt (Nederweert, ... ) [N 12 (1961)] [RND 08] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] I-7
waterring van de mijt waterlaag: wātǝrlǭx (Nederweert) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
watersnip hemelgeit: als ze vliegt maakt ze een geluid als een blatende geit.  hemelgeît (Nederweert), pink: ook wel: bokje  pink (Nederweert), vensnep: vènsnèp (Nederweert), watersnep: (waater)snep (Nederweert) watersnip || watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] || watersnip, kleine III-4-1