e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wis van bepaalde soort amerikaantje: amerikāntjǝ (Nederweert), duitse dot: dø̜jtsǝ dǫt (Nederweert), franse rode: fransǝ rōj (Nederweert), lintje: le.ntjǝ (Nederweert), vlaamse rode: vlāmsǝ rōj (Nederweert), weda: wēdā (Nederweert  [(meervoud: wēdās)]  ), zwarte driebast: zwartǝ dribast (Nederweert) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de verschillende soorten wissen die bij het mandenmaken gebruikt worden. Opgaven waarvan niet duidelijk werd welke wilgsoort ermee werd bedoeld, zijn aan het eind van het lemma per kleur bijeengezet. [N 40, 2; N 40, 22; monogr.] II-12
wisselen van de tanden breken: brɛ̄kǝ (Nederweert) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wissen weken weken: węjkǝ (Nederweert) De wissen in water onderdompelen om ze soepeler te maken. Grauwe wissen dienen, afhankelijk van de omstandigheden, één √† twee weken te weken, witte wissen en buffwissen één √† twee uur. [N 40, 20; monogr.] II-12
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Nederweert) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
witlof brussels lof: brussels louf (Nederweert), brussels witlof: brussəls witlòf (Nederweert), lof: loûf (Nederweert), suikerij: sókkeri-j (Nederweert) Hoe noemt u: Brussels witlof (cichorium intybus - fam. compositae) [N 71 (1975)] || witlof I-7
witte aalbes witte beren: wittə beer (Nederweert) Hoe noemt u: de witte aalbes (soorten?) [N 72 (1975)] I-7
witte abeel belenboom: baeleboûm (Nederweert) abeel, zilverpopulier III-4-3
witte kaas, wrongel botermelkse kaas: bootermêlkse kieës (Nederweert, ... ), fluiterd: fluitert (Nederweert), fluitkaas: fluitkieës (Nederweert), Syst. WBD  fluitkîês (Nederweert), kaas: Syst. WBD  kiees (Nederweert), kattenkaas: kattekieës (Nederweert), platte kaas: platte kieës (Nederweert, ... ) fluitkaas || hang-op, fluitkaas || hangop || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] || wrongel die gemaakt werd vanverzuurde melk, vooral door armere mensen III-2-3
witte kool kabots: kaabuûts (Nederweert), kappes: kappes (Nederweert, ... ), witte kool: witte kooḷ (Nederweert) Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): witte kool [N 71 (1975)] || witte kool || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenneke (Nederweert), akkermènke (Nederweert), kwikstaart: kwikstert (Nederweert), kwikstèrt (Nederweert), ploegdrijver: ploogdriever (Nederweert, ... ) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || witte kwikstaart III-4-1