e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwaden spreiden breken: brē.kǝ (Beringen) Het uiteengooien van de versgemaaide regels gras. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: gezwaden of gras. [N 14, 97a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
zwadkeerder, beugel boog: bōx (Beringen), toejager: tujēgǝr (Beringen) De doorgaans metalen beugel, vastgemaakt onderaan de steel van de zeis, die dient om het afgemaaide gras, dat door de rug en de hak van het blad en door de steel wordt meegenomen, te ondersteunen, zodat het links van de maaier in een gezwad komt te liggen. Bij het maaien van gras is een dergelijke beugel niet onontbeerlijk en vaak ook jong of overgenomen van ànder maaiwerk (graan, boekweit, evie). De beugel is meestal een gebogen stuk stevig ijzerdraad, soms ook wel een tak of een gebogen latje. Zie afbeelding 4, nummer A5 en B5. Grotere beugels, die derhalve doorgaans niet voor het maaien van gras, maar voor het maaien van graangewassen met name in de Belgische Kempen werden gebruikt, waren soms voorzien van een lap (vergelijk de opgave drapeau) of een stuk jute, of van haken of tanden; in het laatste geval werden ze wolf genoemd. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat, tenminste oorspronkelijk, ook de kam-benamingen voor de zwadkeerder zijn ontstaan vanwege dergelijke tanden of haken aan de beugel. [N 18, 67f; JG 1a, 1b, 2c, A 14, 3; L 45, 3; monogr.] I-3
zwak, ongezond zwak: >< gezond, sterk.  zwak (Beringen) zwak [ZND 08 (1925)] III-1-2
zwak, slap zwak: >< gezond, sterk.  zwak (Beringen) Zwak (uitspraak en bet). [ZND 08 (1925)] III-1-1
zwart pak soire (fr.): swarē (Beringen) pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)] III-1-3
zwartbonte koe zwarte: zwętǝ (Beringen), zwarte koe: zwętǝ [koe] (Beringen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126] I-11
zwartbonte koe met scherp gescheiden witte en zwarte banen geplekte: gǝplɛgdǝ (Beringen), hoppele koe: hǫpǝlǝ kǫi̯ (Beringen) [N 3A, 127] I-11
zwarte bes zwarte aalberen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  zwɛrtə ālbēr (Beringen) zwarte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
zwarte bladluis milner: milənər (Beringen), milver: milvərə (mv.) (Beringen) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] III-4-2
zwarte gebreide dameskous zwarte kous: zwette koosen (Beringen), zweͅtə kosə (Beringen), zweͅtə kōsə (Beringen), zwètte koose (Beringen) dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)] III-1-3