17693 |
zeveren |
zeveren:
zievert (K358p Beringen)
|
Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
21298 |
zich bemoeien met |
moeien:
moͅjən (K358p Beringen),
zix moijə me: (K358p Beringen)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] || zich bemoeien met [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
19047 |
zich inbeelden |
zich wijs maken:
ook materiaal znd 27, 39
zich wijs maken (K358p Beringen)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
taaie:
ti (K358p Beringen),
taaie koe:
tē̜ koi̯ (K358p Beringen)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wendelen:
we.ndǝlǝ (K358p Beringen)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
34339 |
zich schuren |
hem schuren:
ǝm sxūrǝn (K358p Beringen)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
33038 |
zicht |
korenzicht:
kōrǝzext (K358p Beringen),
pik:
pek (K358p Beringen),
zicht:
zext (K358p Beringen)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zik (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
ziek [ZND 08 (1925)], [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
dei zikte giet øver (K358p Beringen),
dɛi ziktə git vort (K358p Beringen),
zikte (K358p Beringen)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || ziekte [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kí.kə (K358p Beringen),
komen:
kô:me (K358p Beringen),
zien:
zīn (K358p Beringen)
|
kijken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || zien [RND]
III-1-1, III-1-2
|