id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25450 | worst maken | worst(en) maken: worst maken (Beringen) | De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1 |
22430 | worstelen | worstelen: worstele (Beringen) | Worstelen. [Willems (1885)] III-3-2 |
20709 | worstenbroodje | worstenbrood: Syst. Frings woͅrstəbrūt (Beringen) | Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
25451 | worstvlees en -vet kleinmaken | kappen: kappen (Beringen), kotteren: køtǝrǝn (Beringen), malen: mālǝ (Beringen) | Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1 |
32970 | wortel | wortel: wǫrtǝl (Beringen) | Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4 |
24500 | wortel (alg.) | wortel: woͅrtələ (Beringen) | wortel ve plant [Goossens 1b (1960)] III-4-3 |
33718 | wortelklomp van een struik | post: post (Beringen), wortel: (mv) wortǝls (Beringen) | [N 27, 9c] I-8 |
33720 | wortels rooien | trekken: tre.kǝ (Beringen) | Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8 |
33563 | worteltje | hofpootjes: hofpoetekes (Beringen), mollenstaarten: moͅləsteͅrtə (Beringen), winterpootjes: wentərpūtəkəs (Beringen) | De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)], [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7 |
17679 | wreef | wreef: vrijf (Beringen), wrijf (Beringen) | de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1 |