e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitbank bank: baŋk (Beringen) op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitbeenderen zitbenen: zet˱bin (Beringen) Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11
zitvlak van een broek kont: koͅnt (Beringen), kruis: krøͅs (Beringen), polder: poldər (Beringen), zolder: zølər (Beringen) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als job: hij es zoe erm as job (Beringen), hɛ es zoe ɛrm as job (Beringen) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zoden afsteken steken: stēkǝ (Beringen) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zoeken zoeken: zukken (Beringen) wij zoeken [ZND 08 (1925)] III-1-2
zoethout klissaphout: klesaphōt (Beringen) zoethout [ZND B1 (1940sq)] III-2-3
zolder boven de dorsvloer rijchel: rē̜ ̞xǝl (Beringen), sinkel: se.ŋkǝl (Beringen) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder hooikot: [hooi]kǫt (Beringen), hooiluik: [hooi]lø̜̄k (Beringen), voederkot: vǫi̯ǝrkǫt (Beringen) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamertje: zoͅldərkēͅmərkə (Beringen), zøldərkamərkə (Beringen) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1