e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte koe zwarte: zwętǝ (Beringen), zwarte koe: zwętǝ [koe] (Beringen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129] I-11
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Beringen), zwarte koe: zwętǝ kǫi̯ (Beringen) [N 3A, 130a] I-11
zwarte kraai, kraai kraai: krèi (Beringen), krɛ̄i (Beringen), fr. bains  krai (Beringen), geen fon.doc.  kraai (Beringen) kraai [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-1
zwarte meisjesmuts met ingewerkte bloemen kornet (<fr.): kornet (Beringen) meisjesmuts, zwarte ~ met ingewerkte bloemen aan de voorkant en linten op de rug [kornetmuts] [N 25 (1964)] III-1-3
zwarte muts? muts: møts (Beringen) muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
zwarte nachtschade nachtschade: naxtsxāi̯ (Beringen) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zwavelkaart solferkaart: sǫ.lǝfǝrkā.rt (Beringen) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zwavelstok stekje: steͅkskə (Beringen), stɛkskə (Beringen) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zwavelx solfer: solfer (Beringen) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweep smak: smak (Beringen), zweep: zwiǝp (Beringen) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10