e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweep van de koeherder smak: smak (Beringen) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zwemmen zwemmen: z(w)ume (Beringen), zwömme (Beringen), zwɛmən (Beringen) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [Willems (1885)] III-3-2
zwenghout, spoorstok haamhout: hāmhō.t (Beringen) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren een eed doen op: ich wil er ne ieëd oop doen (Beringen), ich wil ər nə iëd op dun (Beringen) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren etteren: dèj won zal etteren (Beringen), ɛtərə (Beringen), zweren: dèj won zal zweere (Beringen), zwêre (Beringen) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || etteren [ZND 01 (1922)] || zweren, etteren [ZND m] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛ.rǝm (Beringen), zwɛrǝm (Beringen) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels zwerm: zwērm (Beringen) zwerm [Willems (1885)] III-4-1
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Beringen), zwɛrǝmǝ (Beringen) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: gezwieet (Beringen) wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)] III-1-2
zwezerik pezerik: Syst. Frings  pizərek (Beringen) Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3