22689 |
bioscoop |
bioscoop:
bioscoop (L269p Blerick),
bioskoop (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
film:
film (L269p Blerick),
kino (du.):
kino (L269p Blerick)
|
Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19352 |
bits |
bars:
bars (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
18635 |
bivakmuts |
ijsmuts:
iesmuts (L269p Blerick)
|
bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18113 |
blaar |
blaar:
blaor (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] || Een brandblaar. [DC 14 (1946)]
III-1-2
|
25437 |
blaas van een geslacht varken |
blaas:
blǭs (L269p Blerick),
pisblaas:
pesblǭs (L269p Blerick)
|
De blaas van het varken wordt voor verschillende doeleinden gebruikt volgens de respondenten. Men smeert er werkschoenen mee in of de houtzaag. Als heelmiddel wordt hij op een gekneusde plek gelegd. Men vangt er vogels mee of men doet er bloedworst in; zelfs brandewijn wordt ermee gesmokkeld. Hij kan functioneren als ijszak voor een zieke of als afsluiting voor levensmiddelen. Vaak dient de gedroogde blaas als tabakszak of geldzak. Opgeblazen en gedroogd is hij een voetbal voor de jeugd. Men maakt er kunstdarmen van en heel bekend is het gebruik ervan bij het Carnaval als "foekespot" of "rommelspot". Kan men er echt niets mee doen, dan wordt ie weggesmeten. [N 28, 73; N 28, 74; monogr.]
II-1
|
18096 |
blaasontsteking |
blaasontsteking:
blaosontsteaking (L269p Blerick),
blaosontsteking (L269p Blerick)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blaad (L269p Blerick)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
29937 |
blad van de troffel |
blad:
blāt (L269p Blerick)
|
Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.]
II-9
|
19402 |
blad van een lepel |
lepel:
laepel (L269p Blerick)
|
Het holle gedeelte van een lepel waarin het eten wordt opgeschept (lepel, holte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (L269p Blerick),
blader:
blār (L269p Blerick),
blē̜r (L269p Blerick)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|