25384 |
bloed roeren |
bloed roeren:
blōt rø̄rǝ (L269p Blerick),
kloppen:
klǫpǝ (L269p Blerick),
kloppen met de hand:
klǫpǝ mɛt dǝ hant (L269p Blerick)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
34097 |
bloedaders |
bloedaderen:
blōtǭrǝ (L269p Blerick)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blöe (L269p Blerick)
|
bloeden [SGV (1914)]
III-1-2
|
34150 |
bloedgang |
bloedgang:
blōtgaŋk (L269p Blerick)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bloodloes (L269p Blerick),
luis:
idiosyncr.
daen boum zit onger de lūūs, mŏt gespuit ware (L269p Blerick)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18138 |
bloeduitstorting |
blauwe plek:
blauwe plek (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodwors (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
blootwors (L269p Blerick),
blōōdworsz (L269p Blerick),
Syst. WBD
bloodwors (L269p Blerick)
|
bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloodzuger (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
bloodzuuger (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
idiosyncr.
blōōdzūūger (L269p Blerick)
|
bloedzuiger [DC 30 (1958)], [SGV (1914)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20718 |
bloem |
bloem:
bloom (L269p Blerick),
blōm (L269p Blerick),
Syst. WBD
bloom (L269p Blerick)
|
bloem [SGV (1914)] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blo.mə (L269p Blerick),
bloom (L269p Blerick)
|
bloem [SGV (1914)] || bloemen [RND]
III-4-3
|