e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borg borg: borg (Blerick) borg [SGV (1914)] III-3-1
borgen borgen: berge (Blerick) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel borreltje: borreltje (Blerick, ... ), drupje: dröpke (Blerick) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) bazelen: bazele (Blerick), bobbelen: bobbele (Blerick), boebele (Blerick), brobbelen: broebele (Blerick), kwellen: kwelle (Blerick) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borst borst: bǫrst (Blerick) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstel boener: boener (Blerick), borstel: boostel (Blerick), bŏrstel (Blerick), börstel (Blerick, ... ), borsteltje: burstelke (Blerick), krabbertje: krebberke (Blerick), panborsteltje: panbörstelke (Blerick), panstrobbertje: panstruberke (Blerick), schrobber: om de vloer nat te reinigen; het is een soort bezem  schruber (Blerick), strobber: stroeber (Blerick), strobbertje: struberke (Blerick), strobbezem: stroepbessem (Blerick), vaatborstel: vaatbörstel (Blerick) andere soorten borstels [DC 15 (1947)] || borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1
borstelig haar grof haar: graov haor (Blerick), pinhaar: pinhaor (Blerick), steekhaar: staekhaor (Blerick), stêekhaor (Blerick), stekkerig haar: stekkerig haor (Blerick), stijf haar: stīēf haor (Blerick) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borstkas borst: borst (Blerick), borstkas: borskas (Blerick, ... ) borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] III-1-1
borstriem borstband: bǫrst˱bant (Blerick) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borstrok borstrok: borstrok (Blerick), hemdrok: haemprok (Blerick) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] III-1-3