e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bontkraag bontkraag: bôntkraag (Blerick), pelskraag: pelskraag (Blerick, ... ) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontjas: bôntjas (Blerick), mantel: mantel (Blerick), pelsjas: pelsjas (Blerick), pelsmantel: pelsmantel (Blerick) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonken: bonke (Blerick) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: boͅ:ch (Blerick), bǭx (Blerick) boog [RND] || Om het karnen te vergemakkelijken werd er een boog tegen de zolder genageld, die met een pees de karnstok op en neer liet gaan. [N 12, 54] I-11, III-3-2
boogschuttersgilde handboogschutterij: handbōgsxøͅtərī (Blerick) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boom (alg.) boom: boum (Blerick), boͅu̯m (Blerick), buim (mv.): beum (Blerick) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bongerd: bonərt (Blerick), buəŋərt (Blerick) I-7
boomkruin kruin: kroên v.d. boum (Blerick) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomleeuwerik boomleeuwerik: baumliewerik (Blerick), boomliewerk: baumliewwerk (Blerick) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)] III-4-1
boomstronk poest: eine poes (Blerick), (mv.: puus).  eine poës (Blerick) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3