33798 |
bovenbeen |
voorbeen:
vø̄rbęi̯n (L269p Blerick)
|
Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3]
I-9
|
25495 |
bovenbeschuit |
bovenkorst:
bawvǝkors (L269p Blerick)
|
Er was gevraagd naar de "bovenkant van de beschuit". Het kan zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het bovenste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65a]
II-1
|
17639 |
bovendeel van de rug |
buikas:
beej vader op de poekas zitte (L269p Blerick),
boekas (L269p Blerick),
op den boekas zette (L269p Blerick),
rug:
beej vader op de ruk zitte (L269p Blerick),
beej vader op de rök zitte (L269p Blerick),
rök (L269p Blerick)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24719 |
boveneinde van de stam |
top:
toep v.d. boum (L269p Blerick)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25491 |
bovenkant van het brood |
bovenkorst:
bowǝkors (L269p Blerick)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bǭvǝlēx (L269p Blerick)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, lange, grote) knab:
knap (L269p Blerick)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
lijfje:
liefke (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21147 |
bovenstuk van een rijtuig |
dakonderstel:
daakónderstel (L269p Blerick),
kap:
kap (L269p Blerick)
|
het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenste stock (d.):
baeveste stok (L269p Blerick),
bovenverdieping:
bōͅvəvərdēpeŋ (L269p Blerick)
|
bovenverdieping [SGV (1914)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)]
III-2-1
|