24718 |
bladerloze boom |
kapotte boom:
in de zomer
’ kepodde boum (L269p Blerick)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33504 |
bladkool, snijkool |
bladkool:
blaadkoeəl (L269p Blerick),
bladmoes:
bladmoos (L269p Blerick),
koolplant:
koëlplant (L269p Blerick),
losse kool:
losse koël (L269p Blerick)
|
[N Q (1966)]bladkool [N 12A (1965)]
I-7
|
21835 |
bladzijde |
bladzijde:
bladzijde (L269p Blerick)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
blaffe (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
blaffen [SGV (1914)] || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaker:
bleuker (L269p Blerick)
|
Lage kandelaar met brede, platte voet en een handvat (blaker, lichtpannetje, flakkertje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
voor:
voar (L269p Blerick),
voortje:
vörke (L269p Blerick),
klein
vèurke (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34405 |
blaten |
bleren:
blē̜rǝ (L269p Blerick)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blauw aug (L269p Blerick)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
25398 |
blauw slachten |
geen blanke huid:
gɛn blaŋkǝ hōt (L269p Blerick),
geen gladde huid:
gɛn gladǝ hø̄t (L269p Blerick),
geen vetvrije huid:
gɛn vɛtvrejǝ hø̄t (L269p Blerick)
|
Als de huid van het rund niet zorgvuldig wordt losgesneden, blijft er soms vet aan vastzitten, waardoor de blauwachtig gekleurde bovenlaag van het vlees dat op het rund blijft kleven, bloot komt te liggen. Omdat gevraagd was naar een uitdrukking voor dit "blauw slachten", komen er verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 28, 54]
II-1
|
24121 |
blauwborstje |
blauwborstje:
blauwbörsje (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
blauwborst || blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|