e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bladerloze boom kapotte boom: in de zomer  ’ kepodde boum (Blerick) Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)] III-4-3
bladkool, snijkool bladkool: blaadkoeəl (Blerick), bladmoes: bladmoos (Blerick), koolplant: koëlplant (Blerick), losse kool: losse koël (Blerick) [N Q (1966)]bladkool [N 12A (1965)] I-7
bladzijde bladzijde: bladzijde (Blerick) ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)] III-3-1
blaffen blaffen: blaffe (Blerick, ... ) blaffen [SGV (1914)] || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)] III-2-1
blaker blaker: bleuker (Blerick) Lage kandelaar met brede, platte voet en een handvat (blaker, lichtpannetje, flakkertje) [N 79 (1979)] III-2-1
blankvoorn, voorn voor: voar (Blerick), voortje: vörke (Blerick), klein  vèurke (Blerick) Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)] III-4-2
blaten bleren: blē̜rǝ (Blerick) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauw oog blauw oog: blauw aug (Blerick) Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)] III-1-2
blauw slachten geen blanke huid: gɛn blaŋkǝ hōt (Blerick), geen gladde huid: gɛn gladǝ hø̄t (Blerick), geen vetvrije huid: gɛn vɛtvrejǝ hø̄t (Blerick) Als de huid van het rund niet zorgvuldig wordt losgesneden, blijft er soms vet aan vastzitten, waardoor de blauwachtig gekleurde bovenlaag van het vlees dat op het rund blijft kleven, bloot komt te liggen. Omdat gevraagd was naar een uitdrukking voor dit "blauw slachten", komen er verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 28, 54] II-1
blauwborstje blauwborstje: blauwbörsje (Blerick, ... ) blauwborst || blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)] III-4-1