e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel geharkte aren vries: vries (Nederweert) De bussel aren die door het naharken of nascharren wordt bijeengebracht. Doorgaans wordt deze bussel gebonden met een band, maar in het noordelijke Truierlands wordt opgemerkt dat een dergelijke bussel los op de kar of in de stuik werd bijgestoken. Vergelijk ook de lemma''s ''bussel kort stro'' (6.1.29) en ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4). [N 15, 38d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
bussel kort stro wis: wɛs (Nederweert) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro bos: bus (Nederweert), schob: sxǫp (Nederweert) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buurman nabuurman: naoberman (Nederweert) buurman [SGV (1914)] III-3-1
buurt nabuur: ŏngere naober (Nederweert) buurt (in de ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten buurten: wai gaon buurte (Nederweert) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten, aangaan, bezoeken aankomen: aankoôme (Nederweert), buurten: buurte (Nederweert) buurten, gezellig praten || een bezoek brengen III-2-2
camelia schone juffer: schoeënjuffer (Nederweert) camelia III-2-1
canadapopulier belenboom: baeleboum (Nederweert), beuk: baok (Nederweert), canadas: kannedas (Nederweert), ? (canadees popul.)  kannedas (Nederweert) kanadas, canadese populier || populier (Populus) [DC 69 (1994)] || populier, canadese — III-4-3
canapé, sofa canapè: kanəpē (Nederweert) canapé, soort sofa III-2-1