e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstriem borstriem: bǫrsrēm (Lanklaar) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borstrok borstrok: borstrok (Lanklaar) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] III-1-3
borstrok (voor mannen) borstrok: mansborstrok (Lanklaar) borstrok voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) borstrok: vrəliborstrok (Lanklaar) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
borstspeld borstspang: boͅrstspang (Lanklaar) speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] III-1-3
borststuk van een schort boezeroen: buzərun (Lanklaar) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3
borsttuig borstgetuig: bǫrs˲gǝtȳx (Lanklaar), hondshaam: hǫntsām (Lanklaar) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstvliesontsteking fleuris: fleurës (Lanklaar) pleuris [ZND 05 (1924)] III-1-2
borstzak(je) borstmaaltje: boͅrsmēͅlkə (Lanklaar), maaltje: mēͅlkə (Lanklaar) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3
bos bos: bǫs (Lanklaar) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8